Project Dagvlinders
Durme- en Scheldestreek 2013 – 2017


Jurgen Couckuyt, Sylvain Cuvelier, Daan van Eenaeme,
Paul Durinck, Ortwin Hoffmann, Philippe Van de Velde,
Thomas Van Lancker, Tom Vermeulen en Raphaël Windey

Logo VVE WG DV

Vlaamse Vereniging voor Entomologie
VVE Werkgroep Dagvlinders


Flemish Entomological Society
VVE Workgroup Butterflies


Home V.V.E. | Dagvlinders | Project Durme- en Scheldestreek | Inleiding | Vanaf 2017 | Tuinmeetnet | Methode | Middelen | Besluit | Soorten



 

INLEIDING

Begin 2013 zag dit project het levenslicht tijdens een bijeenkomst van de VVE WG Dagvlinders (Vlaamse Vereniging voor Entomologie Werkgroep Dagvlinders).
Initieel was het de bedoeling dat het werkingsgebied van vzw Durme werd bemonsterd maar na overleg met de kerngroep van dit project werd het projectgebied uitgebreid tot een vierkant van ongeveer 33 bij 33 km.
Rond die periode kwam ook de tweede editie van de Dagvlinderatlas van Vlaanderen ' * uit maar vermits dit werk geheel Vlaanderen behandelt, bleef het gevoel dat de realiteit in onze streek onderbelicht was.
De kerngroep bestaat uit 8 personen en voert al veel langer dan 2013 inventarisaties uit in deze regio.
Met dit project werd besloten om een gedetailleerde aanvulling op de dagvlinderatlas van Vlaanderen te realiseren. Hiermee willen we aantonen dat de toestand van onze dagvlinders in dit projectgebied, anders is dan wat in de dagvlinderatlas wordt beschreven.
Na 3 intensieve werkingsjaren kunnen reeds mooie resultaten gepresenteerd worden en voorlopige conclusies getrokken worden, namelijk:

- de meeste graslandsoorten zoals bv. Coenonympha pamphilus (Hooibeestje) doen het veel slechter dan tijdens de vorige decennia;

- bossoorten doen het daarenboven een stuk beter dan vroeger;

- er werden niet minder dan 5 nieuwe soorten met een vaste populatie voor de regio ontdekt waaronder enkele op Vlaams niveau zeldzame soorten:

Apatura iris (Grote weerschijnvlinder)
Satyrium w-album ( Iepenpage)
Limenitis camilla (Kleine ijsvogelvlinder)
Carcharodus alceae (Kaasjeskruiddikkopje)
en Thecla betulae (Sleedoornpage)

Omwille van de kritische toestand van de graslandsoorten, krijgen deze soorten onze bijzondere aandacht. Biotoopverlies wordt als belangrijkste oorzaak aanzien voor deze achteruitgang.
De actueel en toekomstig beheerde natuurgebieden zullen niet volstaan om hierin een kentering te brengen.
Een oordeelkundig en op maat gesneden beheer van onze resterende open ruimte en openbaar domein is absoluut noodzakelijk.
Vlaanderen moet hier dan ook volop de kaart van Europa trekken en bij de invulling van de IHD’s (Instandhoudingsdoelstellingen) ook specifieke vlinderhabitat beogen en niet voornamelijk inzetten op (watergebonden) avifauna en zijn specifieke leefgebieden.
Specifieke maatregelen ten gunste van kapstoksoorten (hoofddoelsoorten) waarbij ook tal van andere soorten (bv. Dagvlindersoorten) kunnen meeliften, kunnen naar voor geschoven worden als streefdoelen waarbij ook grote eenheden natuur op maat dienen te worden gerealiseerd.
Door de opgedane ervaring kunnen vanuit de werkgroep Dagvlinders, hierbij waardevolle soortspecifieke beheeradviezen geformuleerd worden.
Een voorbeeld van dergelijke maatregel is bv. het Sinusbeheer ** op natte en droge graslanden.

 

* Maes D., Vanreusel W. & Van Dyck H. 2013. Dagvlinders in Vlaanderen. Lannoo Campus Uitgeverij.

** Couckuyt J. 2015. Sinusbeheer: maaibeheer op maat van dagvlinders en insecten.
http://www.phegea.org/Dagvlinders/Documenten/VVE_WG_Dagvlinders_Onderzoek-2015-02_Couckuyt_Jurgen_Sinusbeheer.pdf


Contact: Jurgen Couckuyt.