Project Dagvlinders
Durme- en Scheldestreek 2013 – 2017


Jurgen Couckuyt, Sylvain Cuvelier, Daan van Eenaeme,
Paul Durinck, Ortwin Hoffmann, Philippe Van de Velde,
Thomas Van Lancker, Tom Vermeulen en Raphaël Windey

Logo VVE WG DV

Vlaamse Vereniging voor Entomologie
VVE Werkgroep Dagvlinders


Flemish Entomological Society
VVE Workgroup Butterflies


Home V.V.E. | Dagvlinders | Project Durme- en Scheldestreek | Inleiding | Vanaf 2017| Tuinmeetnet | Methode | Middelen | Besluit | Soorten



 

2017, een nieuwe wending

Na een gedetailleerde uiteenzetting van het  jaaroverzicht 2016 over het project dagvlinders Durme- en Scheldegebied tijdens een bijeenkomst van de VVE WG Dagvlinders, werd een opmerkelijk besluit genomen. Het bleek duidelijk dat de oorspronkelijke opzet, 5 jaar inventariseren in het projectgebied, niet het eindpunt van dit project kon zijn. Meer en meer zijn we ons er van bewust dat dit project een referentie kan worden voor Vlaanderen. Voor sommige soorten hebben we een vorm van verzadiging bekomen omdat deze soorten overal te vinden zijn en totaal niet bedreigd of in gevaar zijn. Er zijn voor deze soorten geen verrassingen meer in petto en zijn al goed in kaart gebracht. Het betreft vooral de ubiquisten (generalisten) die algemeen goed vertegenwoordigd zijn in het projectgebied.

Aan de hand van een tuinenmeetnet willen we deze soorten verder opvolgen en dit als leidraad gebruiken van hun voorkomen in het hele projectgebied. Door gegevens te vergelijken uit een goed opgevolgde tuin met de data uit het volledige projectgebied, bleek dat de tuingegevens een goede correlatie vertonen met de evoluties in het hele gebied. De grafieken vertonen zeer goede gelijkenissen en zijn relevant en bruikbaar. We willen dit nog jaren verder volgen én dankzij het tuinenmeetnet kunnen we zo onze accenten ook elders leggen.

Op die manier kan het project dagvlinders Durme- en Scheldegebied haar energie op soorten richten die veel minder goed zijn onderzocht. De kennis die we al hebben van de 3 doelsoorten (Oranjetipje, Koevinkje en Hooibeestje) kan nog aangescherpt worden door de populaties nog beter te kaderen. Waar we echter veel minder kennis van hebben zijn de Blauwtjes (Icarusblauwtje, Bruin blauwtje en Kleine vuurvlinder). Die soorten willen we vooral in kaart brengen a.d.h.v. hun voortplantingsplaatsen. Door het onderzoeken van andere stadia en het eileggedrag van de wijfjes, kunnen we een veel beter inzicht krijgen hoe deze soorten kunnen overleven in een verstedelijkt en intensief agrarische omgeving. De ideale condities in dit landschap zijn beperkt maar kunnen gevonden worden. Waar zoeken we die Blauwtjes dan? Daar doen we vooral een beroep op vrijwilligers die de vele (doodlopende) wegels tussen de maisakkers en velden willen inventariseren. Met het project ‘sla je slag’ (een slag is een veldwegel tussen de akkers) proberen we een eerste aanzet te geven door het zoeken van imago’s. Op die manier krijgen we wellicht ook een beter inzicht van hun verspreiding. Andere soorten die via het tuinenmeetnet worden onderzocht, komen hier ook voor en worden mee opgenomen in de data verwerking.

Verder proberen we met gemeenten en besturen samenwerkingen op te starten die voor bepaalde soorten of gebieden een meerwaarde kunnen opleveren voor het project. Denken we daarbij aan een beheerovereenkomst voor het Hooibeestje met AWV (Afdeling Wegen & Verkeer) in Waasmunster. Met de gemeente Temse werken we samen aan een opstartproject voor het Oranjetipje en waar men ons advies vraagt omtrent het beheer en inrichtingsmaatregelen voor deze soort. Als derde voorbeeld het NIP Donkmeer (Natuurinrichtingsproject) waar het project dagvlinders Durme- en Scheldegebied gevraagd werd om dit dossier op te stellen die de inrichting en het beheer voor komende decennia zal bepalen. In de toekomst zal dit waarschijnlijk nog meer verwacht worden van ons.

Na 5 jaar intensief zoeken kunnen we onze aandacht ook vestigen op de nog te verwachten soorten en soorten die veel moeilijker te onderzoeken zijn vanwege hun verborgen leven. Denken we daarbij aan de vondst van Sleedoornpage en Kaasjeskruiddikkopje in het uiterste zuiden van ons projectgebied. Enkel de stadia eitjes en rupsen werden gevonden maar nog geen imago. Dit is echter een bewijs dat deze soorten zich voortplanten in onze regio.

Het project krijgt dus een vervolg en daar is momenteel geen einde aan verbonden. Integendeel, dit project wordt steeds waardevoller en leidt ons naar resultaten die op lange termijn heel bepalend en inspirerend kunnen zijn voor iedereen die met dagvlinders bezig is.


Contact: Jurgen Couckuyt.